Pages

Saturday, February 2, 2013

Conferentie: Uitsluitend Emancipatie. Paradoxen van Emancipatie en integratie in Nederland. Datum: 13, 14 en 15 oktober te Beurs van Berlage, Amsterdam

“Emancipatie betekent dat broers en zussen doorgekookte andijvie krijgen voorgeschoteld en als ze het niet lusten, allebei een bakje sla krijgen”.  Agnes Jongerius (Jongerius, 2011)

 
Kern van het congres was “Waartoe leidt het emancipatie proces”. Leidt het tot integratie, tot gelijkheid, of geef het aan ieder persoon de ruimte om zichzelf te zijn?  Het “Emancipatie proces” werd interdisciplinaire benaderd, vanuit de geschiedenis, gender, religie, burgerschapsvorming, feminisme,  medisch model, onderwijs, integratie en diversiteit, slavernij, politiek, beleid en dier.

Op het congres is zeer duidelijk naar voren gekomen dat het woord emancipatie vaatbaar is voor verschillende betekenissen en inhouden. Deze betekenissen en inhouden zijn afhankelijk van de context waarin het wordt gebruikt. Meestal wordt emancipatie geassocieerd met de vrouw, maar emancipatie heb je in verschillende domeinen/niveaus van de maatschappij.

Agnes Jongerius[1] ziet emancipatie als zelfredzaamheid van de mens. Zij gaf aan dat de emancipatie van de autochtone Nederlandse arbeider als zo goed is voltooid.  De verschuivingen die plaats hebben gevonden in de laatste jaren door deze emancipatie zijn vragen over de ecologische omstandigheden die de gevolgen hiervan zijn. Bijvoorbeeld, de ruimte hebben om meer te consumeren met als gevolg een grote impact op milieu: “De aarde kan het op den duur niet meer aan”.

Ze gaf aan dat deeltijds werken voor vrouwen geeft hun dezelfde rechten als vrouwen die een voltijds baan hebben, zoals pensioen opbouwen en appelleren op de werkloosheid wet.  Wel vind zij dat er geen doorbraak is voor wat  betreft de zorgtaak verdeling.  Maar deze deeltijdwerken kan leiden tot kapitaal vernietiging. Zij geeft aan dat in Nederland te veel hoog opgeleide vrouwen thuis zitten doordat de kinderopvang niet deugen en onbetaalbaar zijn. Deze vrouwen blijven thuis omdat zij niet aan de gevraagde uren komen en deze vrouwen  beginnen onder hun educatie nivo te werken

Deeltijds werken betekent ook geen hogere positie kunnen bekleden. Er wordt op het gebied van kinderopvang behoorlijk bezuinigd met als gevolg dat vrouwen die het niet kunnen betalen ontslag nemen. Emancipatie van etnisch groepen baart haar zorgen. Werkeloosheid onder deze groepen is hoog. Wel heb je vrouwen van deze groeperingen die wel doorschieten naar een hogere opleiding. Dit geldt ook voor sommige mannen, maar tegelijkertijd heb je veel “drop-outs”. Velen  van deze groeperingen vechten heel hard om iets te bereiken.

Deze etnische groeperingen, ze  zijn erg nodig en die laten het ook blijken op  allerlei manieren: “wij zijn er,  wen er aan. Ze laten van hun horen”.  Maar ze moeten zichzelf uitvinden. Het zichzelf vinden wordt in Nederland vaak van boven opgelegd. Er zijn veel opgelegde emancipatie en paternalisatie in Nederland aanwezig die het proces van emancipatie moeilijk maakt. 

Politieke vorming en de ontwikkeling van emancipatoire denken in Nederland

Politieke scholing en burgerschapsvorming  zijn nog steeds de instrumenten van emancipatoire verlangens. Maar ze worden ook tegelijkertijd argwanend  bekeken door de tegenstanders. Men wil werken aan betrokkenheid van burgers door Burgerschap competenties aan te leren via het onderwijs. Aanleiding hiervan is de morele gedrag van burgers. Hierdoor is er een bredere beleid ontwikkeld dat gericht was op maatschappij verandering. Dit was vanaf de tweede wereldoorlog tot in de jaren tachtig. Dit is weer populair geworden sinds het begin van de een en twintigste eeuw. Men probeert op grotere schaal dan voorheen te werken aan meer  burgerlijke betrokkenheid. Het is niet  meer gericht op doorbreking  van vervreemding, vals bewustzijn en achterstelling van doelgroepen, maar gericht op constructieve participatie binnen een maatschappij. Deze versterking komt veeleer uit angsten over de  verloedering van de cohesie in de samenleving.  

Migrante vrouwen in het Nederlandse parlement

Het voeren van emancipatie in de tweede kamer betekent politieke aandacht voor vrouwen in het parlement met name de migrante vrouwen met accent op de moslim vrouwen. Deze migrante vrouwen worden gedefinieerd als volgt: vrouwen die als probleem worden gezien, de niet westerse allochtonen.  Er komen  meer en meer migrante vrouwen op partijlijsten, en de vraag luidt, hoeveel  migrante vrouwen worden gekozen voor de tweede kamer en in hoeverre komen deze vrouwen aan het woord?  Wie claimt de belangen van deze vrouwen te presenteren en hoe kunnen we veranderingen over tijd observeren?  Wie dient vragen in  over vrouwen in de tweede kamer, zijn het alleen de allochtone vrouwen, allochtone mannen of ook de autochtone vrouwen en mannen?

De theorie geeft aan twee representatie. Descriptieve representatie: aantal vrouwen aanwezig in het parlement. En substantieve in hoeverre belangen van vrouwen worden vertegenwoordigd, ongeacht gender. Er bestaat een assumptie dat migrante vrouwen alleen belangen van migranten behartigen.

De gemaakte analyse is over de vijf laatste perioden ziet als volgt uit:  Van 1994 naar 1998 was alleen 1 migrante vrouw, 1998 naar 2001  had je  11 migrante vrouwen in de tweede kamer.

In 1998,  97%  van alle migranten in de tweede kamer waren vrouwen alhoewel vrouwen slecht worden vertegenwoordig in de hele tweede kamer. De meeste van deze vrouwen komen van linkse partijen.

Substantieve representatie: In 2000 zijn de eerste vragen gesteld v.w.b. migrante vrouwen.

In de parlementaire zittingen in 2003 en 2006  zijn de meeste vragen gesteld over migrante vrouwen. Over de jaren heen zijn de meeste  ingediende vragen gekomen van linkse partijen. Zeer opvallend is dat de laatste tijd veel vragen worden ingediend door de rechtse partijen.

Vragen van migrante vrouwen over migrante vrouwen is de laatste perioden gestegen sinds 2003. Vragen van zowel linkse en rechtse partijen gaan meestal over de onderscheid tussen mannen en vrouwen binnen hun  gemeenschap, met name binnen de islam. Rechtse partijen keren zich tegen de verhouding man-vrouw, bijvoorbeeld gemeentes die aparte loketten hebben  voor vrouwen en mannen. Linkse partijen vragen meer naar positie van de vrouwen, haar sociaaleconomisch omstandigheid  en vragen  om de plicht die de overheid heeft om deze migrante vrouwen te helpen.  

Vragen van migrante vrouwen in de tweede kamer worden veel meer gesteld over migrante vrouwen dan niet migrante vrouwen. Veel vragen worden vragen gesteld over de Islam m.n. polygamie en vragen over problemen die de vrouwen in de samenleving tegen komen. Vrouwen stellen geen vragen over hun eigen etnische achtergrond.

Profiel van deze vrouwen zijn: Eerst generatie vrouwen, hoogopgeleid en zijn van linkse partijen. In contrast met substantieve representatie: tot 2006 vooral linkse vrouwen claimen de belangen. Vanaf 2006 zijn er drie belangrijke veranderingen opgetreden:

1.       Rechtse partijen gaan meer vragen stellen

2.       Mannen gaan ook meer vragen stellen

3.       Meer vrouwen gaan in debat met mannen
 

Uitsluitend Mannen 2011- 2012

Deze presentatie betreft  een onderzoek naar het verloop van emancipatie beleid voor mannen van de laatste jaren.

Onderzocht wordt: Hoe wordt de emancipatie van mannen vorm wordt gegeven in de  projecten voor mannenemancipatie  en hoe relateert deze vormgeving aan discours over emancipatie  en integratie in overheidbeleid. Deze projecten (23) hebben als doel om een specifieke groep mannen te emanciperen. Het betreft laag geschoolde, geïsoleerde mannen in Nederland, autochtone en allochtone mannen, met accent is wel op de laatstgenoemde.

Interventies nemen plaats via  gespreksgroepen en op individueel nivo. Het project houdt in het aanleren van competenties, mentaliteit en gedragsverandering t.a.v.:

1.  Werk en vrijwillig werk

2. Vaderschap

3. Mannelijke identiteit en  genderrollen.

Deze punten komen zelden voor op de politieke agenda in vergelijking met bijvoorbeeld homosexualiteit. Opvallend is de enorme belangstelling voor vaderschap. De rol van de vader in het gezin staat centraal in deze projecten. Deze projecten zijn ontstaan doordat een van de grootste obstakel/belemmering van integratie, participatie en emancipatie processen bij de migrante vrouwen is gebleken hun mannen/jongens te zijn. Migrante vrouwen hebben deze belemmeringen aangekaart.  Om dit proces te verhelpen  en te versnellen moesten de migrante  mannen betrokken worden bij de emancipatie. Wat de migrante vrouwen aankaarten werd gestaafd door verschillende onderzoekingen: de tweede generatie migrante mannen denken conservatiever, zijn traditioneler dan de tweede generatie migrante vrouwen, m.n. de rol verdeling tussen man en vrouw. De emancipatie van de man is cruciaal om de emancipatie van de vrouw te bewerkstelligen, emancipatie van de vaders en van hun broers. In gesprekken met die mannen geven een grote groep aan, dat ze zich in een kwetsbare en isoleerde positie bevinden en tekort schieten vanwege hun maatschappelijke positie wat leidt door druk in het gezin. De emancipatoire voortgang van hun vrouw en hun dochters zien zij als een bedreiging. 

Valkuilen en springplanken in het onderwijs

Vergelijkende onderzoek naar onderwijsprestaties van de tweede generatie Turkse jongeren  in Nederland, Duitsland en Frankrijk. Deze generatie en de derde generatie zijn cruciaal voor de toekomst van de grote steden v.w.b. de arbeidsmarkt en de economie. Deze generaties gaan de steden erven. Dit betekent dat er een groeiende besef is dat de toekomst van de grote steden in Nederland nauw verbonden zijn  met de integratie van de tweede generatie. Dit onderzoek gaat niet om het waarom het slecht gaat met migrante in het onderwijs, maar waarom werkt ene nationale integratie context beter dan de andere. De respondenten waren alleen jongeren met laaggeschoolde Turkse ouders.

Verschillen  tussen de genoemde landen worden verklaard via de Institutionele arrangementen: voorschool/kleuterschool, crèche, welk leeftijd gaan de kinderen naar school, contacturen op de basisschool, welk moment wordt geselecteerd, en is de systeem toelaatbaar. Deze factoren (variabelen) bepalen de verschillen.

De instroom van Turkse tweede generatie jongeren in het hoger onderwijs in Nederland in vergelijking tot de 2 bovengenoemde landen zit Nederland in de middenmoot. In Frankrijk stroomt de helft van de Turkse tweede generatie jongeren het hoger onderwijs in en in Duitsland is dat nog minder dan 1 op de 10 jongeren.

De relatief lage instroom in Nederland in academische vooropleiding in vergelijking met andere landen kan verklaard worden door een combinatie  van een latere start in het onderwijs en een relatief vroege selectie voor het secundaire onderwijs. In Nederland zit  er gemiddeld acht jaar tussen de start en de selectie en in Frankrijk is dit gemiddeld 12 jaar. In Nederland beginnen de tweede Turkse generatie jongeren een jaar later met het leren van de taal in een educatieve omgeving dan in Frankrijk en hebben zij voor de selectie drie jaar korter om een aanvankelijk leerachterstand in te halen. Dit vertaalt zich zichtbaar in een lagere instroom in academische vooropleidingen. De schoolverlaters en de groep die goed doet in het onderwijs in Nederland  is even groot. Deze polarisatie is kenmerkend in Nederland.

Vele jongeren van de tweede Turkse generatie in Duitsland zijn niet naar de kleuterschool, voorschool of crèche zijn geweest. De taal Duits wordt  op een latere tijdstip aangeleerd in vergelijking met Frankrijk.  De kinderen gaan halve dagen naar school. Duitsland is het land met de laagste contacturen. De selectie moment neemt plaats tussen de 10 en de 12 jaar. Kleine beperkte tijd voordat de selectie plaatsvindt naar het secundaire onderwijs. Hierdoor heb je veel uitval van deze jongeren In het secundaire onderwijs.

In Frankrijk zijn  90% van alle respondenten vanaf hun 2de jaar naar de kleuterschool en leren de taal (Frans) op hele jonge leeftijd en de selectie moment is pas op de 15 jarige leeftijd.

Nederland zit tussen in. Naar voorschool/crèche is een keuze. Ze gaan wel naar de kleuter op 4 jarige leeftijd en gaan hele dagen naar school. Ze halen via primaire onderwijs wat in van de taal en andere gebieden, maar niet volledig. Maar de selectie neemt vroeg plaats op 12 jarige leeftijd, de meesten gaan hierdoor naar de VMBO. Maar de doorlaatbaarheid van het Nederlandse systeem geeft deze jongeren nogmaals een kans om toch door te stromen. Van VMBO naar HAVO naar HBO of VMBO naar MBO naar HBO, de lange indirecte route. Dit is uniek voor Nederland. De VMBO is de plek waar falen en succes wordt bepaald voor allochtonen.

Paternalistische Moeders. (Inburger beleid en praktijk)

De focus hier is de emancipatie van de migrante vrouwen maar tegelijkertijd de focus op moederschap zowel in beleid als in de praktijk.

De paradox v.w.b. de emancipatie van migrante vrouwen ligt in emancipatie van gemeenschap, familie, echtgenoten, en dat de vrouw autonomer moeten zijn in al deze verbanden en anderzijds worden zij aangesproken op  precies hun rol binnen die verbanden, hun rol als moeder. Hoe gaat dit samen. Twee verklaringen hiervoor:

1. Enerzijds een specifieke Nederlandse moederschap ideologie die verschilt van praktijken in Nederland. Belangrijke kenmerken enerzijds  dat zorg voor gezin en zorg voor kinderen zelf in het gezin geregeld dient te worden: zorg wordt niet uitbesteed. Anderzijds dat de moeder in dat gezin van autonomie geniet. Moeder is in het huishouden de baas.

2. Traditie van paternalisme. Deze heeft  de laatste jaren nodig kritiek gekregen. In de laatste 70 jaren was de focus op de autonome zelfontplooiing.  Hieruit kwam twee gedachten voort:

1.       Gender gelijkheid  betekent helemaal niet  perse een gelijke verdeling van arbeid en zorg. Gender gelijkheid kan betekenen als autonome moeder baas in huis, en thuis zit en man verdient het geld buitenshuis,  was in Nederland een acceptabel idee van emancipatie van autonomie.

2.       Paradox van paternalisme: Vrouwen vertellen hoe zij zich moeten emanciperen. Specifieke  etnische groepen waarvan gevonden worden dat ze niet autonoom genoeg zijn, autonomie van hun eisen.

Migrante vrouwen worden geconfronteerd met inburger beleid om te kunnen behoren tot de Nederlandse maatschappij.  De vraag is en blijft: is deze paternalisatie wel emancipatie 

 

Merviné Kock & Paula Kibbelaar



[1] Voorzitster van de vakbond Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) sinds 2005

No comments:

Post a Comment